Romeins eierhapje

We kennen ze allemaal wel: de verhalen over Romeinse schranspartijen en zuipfeesten. Waar hele pasteien met papegaaienhersenen, flamingotongen en jonge kameeltjes werden geserveerd. Of waar gasten zich konden afzonderen om de vinger in de keel te steken om daarna weer verder te kunnen eten. Maar vonden die feesten ook echt plaats?

Het antwoord? Ja, zulke vreetorgieën vonden wel degelijk plaats. Maar dan vooral bij keizers zoals Caligula, Nero en Vitellius. En natuurlijk de nouveaux riches (toen ook al: veel geld en weinig beschaving), die graag wilden laten zien hoe rijk ze wel niet waren en welke exotische gerechten ze konden opdienen. In gedichten werd regelmatig de spot gedreven met het protserige gedrag van de ‘nieuwe’ rijken. Zo beschrijft schrijver Petronius een gebraden wild zwijn waaruit bij het aansnijden een wolk kwetterende lijsters opvloog. En ook een dichter als Horatius (65-8 v. Chr) vroeg zich bijvoorbeeld af: ‘Waarom moeten we pauwen eten? De veren eet je toch niet op, en een kip is net zo lekker.’

Blijkbaar was de neiging bij de Romeinse burgerij tot weldadige consumptie zo groot, dat er wetten werden uitgevaardigd om overdaad en luxe tegen te gaan. De Lex Fannia (161 v.Chr.) gaf bijvoorbeeld maximumbedragen voor feestmalen en alleen ongemeste kippen (geen plofkippen dus!) mochten worden geserveerd. Een man als keizer Augustus (63 v.Chr – 14 n.Chr), die de laatste tijd nogal in de belangstelling is, gaf wat dat betreft het goede voorbeeld. Het liefst at hij wat bij de gewone burgerman op tafel kwam, zoals grof brood, vis, verse kaas, eieren en daarbij een eenvoudige landwijn.

En dan nu het bruggetje naar mijn recept: eieren met pijnboompitten en lavas. Eieren waren een veelgegeten product bij zowel de gewone burgerman als de rijkere Romein. Zacht- en hardgekookt, in plakjes, of gevuld… Ze vormden onderdeel van de gustatio, oftewel een eerste gang. In Apicius, hét bekende Romeinse kookboek, staat dit simpele receptje. Het is eigenlijk een soort pesto en smaakt lekker. Je zou het ook als borrelhap kunnen serveren, op een ‘Romeins feestje’. Ik heb Janiek Kistemaker (www.apiciana.nl) gevolgd, waarbij de ‘pesto’ wordt geserveerd bij of op de eieren, en niet – zoals je op internet ook wel tegenkomt – door de eierdooier geprakt. Ik heb zelf de hoeveelheden aangepast en uitgeprobeerd.

romeinse eieren

Dit heb je nodig

  • 4 eieren
  • 50 gr pijnboompitten
  • 2 eetlepels lavas (zaad van de maggiplant, verkrijgbaar o.a. bij Marokkaanse of Turkse toko’s)
  • eetlepel honing
  • scheut azijn (gebruik zelf appelazijn, maar wittewijnazijn kan ook)
  • garum (vissaus, gebruik gerust de Thaise)

Bereiding
Eieren in 6 à 7 minuten koken. Ondertussen de pijnboompitten in de koekenpan roosteren en fijnmalen. Lavaszaad fijnwrijven in een vijzel. In schaaltje mengen: gemalen pijnboompitten, lavas, honing en azijn. Mengen tot er een ‘pesto’-substantie ontstaat. Naar smaak paar druppels vissaus toevoegen. Zelf ook proberen hoe je het ’t lekkerst vindt smaken: iets meer lavas? Of toch wat meer azijn bijvoorbeeld? Eieren laten schikken, pellen en halveren. Serveren in helften met dot ‘pesto’ erop. Eventueel bestrooien met wat pijnboompitten.

Oorspronkelijke tekst:
In ovis hapalis

Piper, ligusticum, nucleos infusos. Suffundes mel, acetum, liquamine temperabis.

Vertaald:
Bij zachtgekookte eieren
Peper, lavaszaad, gewelde pijnboompitten. Doe er honing bij, azijn, aanlengen met garum.

Bronnen: Eten door de eeuwen (Wina Born), Cooking Apicius (Sally Grainger), Apiciana.nl (Janiek Kistemaker)

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.